Het aanplanten van een wilg is vrij eenvoudig. Het volstaat om een afgezaagde sliet (staak) van een knotwilg tijdens de winterperiode op een geschikte plek voldoende diep in de grond te steken. Er bestaan een groot aantal wilgensoorten. Voor het aanplanten van een knotwilg wordt meestal de schietwilg gebruikt.
Een geschikte sliet moet redelijk recht zijn en niet aangetast door de watermerkziekte (bruine verkleuring). De wilg houdt van een vochtige omgeving, een plek in de slootkant is ideaal. Gebruik een grondboor om een plantgat te maken van ongeveer een meter diepte. De onderkant van de sliet wordt schuin afgezaagd en de zijtakken worden verwijderd. Snij met een mes stroken bast los op het gedeelte dat de grond in gaat. Dit bevordert de wortelgroei.
Het aanplanten gebeurt in de winter, de periode van het jaar dat de slieten beschikbaar zijn. De slieten kunnen tijdelijk tegen uitdroging worden beschermd door ze met de kopse kant in de sloot te leggen. Ze gaan voor eind maart de grond in, voordat het groeiseizoen begint en het hout gaat uitlopen.
Stamschot, stikken en knotten
Na het 1e groeiseizoen wordt het stamschot verwijderd. Dit zijn de zijtakken op de stam die niet bij de pruik horen. De pruik wordt gevormd door de twijgen op het bovenste gedeelte van de stam, de plek waar later de knot gaat ontwikkelen. De pruik wordt indien nodig uitgedund (het stikken) door een deel van de twijgen te verwijderen. De overgebleven takken krijgen hierdoor ruimte om uit te groeien.
In het 3e of 4e jaar wordt de boom voor het eerst geknot (de pruik wordt nu geheel verwijderd).
Bekijk de tekening: werkzaamheden derde of vierde jaar
In het 7e of 8e jaar voor de boom voor de tweede keer geknot.
Daarna eens in drie tot vijf jaar knotten.
Vormsnoei
Het knotten is een manier om een boom in een gewenste vorm te houden. Het hoeft slechts eens in de drie tot vijf jaar te gebeuren. Andere extensieve werkwijzen zijn het kandelaberen en het toppen van bomen.
Toppen
Bij het toppen wordt de stam en hoofdtakken op een willekeurig gekozen hoogte ingekort. Bij regulier snoeien wordt teruggezet op knooppunten, de plek aan het eind van de tak waar een dunnere zijtak aanwezig is. Bij het toppen wordt in de regel dik hout gezaagd, met als gevolg kans op houtrot in de snoeiwond. Op de beschadigde plek zal vrij snel een wirwar van twijgen gaan groeien. Dit is de eerste aanzet voor het herstel van de kroon.
Bomen die deze behandeling hebben ondergaan zijn later te herkennen aan hun onnatuurlijk aandoende vorm: een kroon met een meerdere verticaal groeiende takken, vrijwel even hoog, die vanuit één punt lijken te groeien (de plek waar gezaagd is).
Bekijk de afbeelding schietwilg
Wil je een min of meer normaal gevormde kroon in de boom (één centrale spil met zijtakken), dan moet je na de ingreep meerdere keren terugkomen om te dunnen (1/3 deel van de twijgen verwijderen, 1/3 deel inkorten en de meest geschikte takken laten doorgroeien). Of de boom zich herstelt, hangt af van de soort boom, de leeftijd en van de algehele conditie waarin de boom zich bevindt.
Meestal doet men dat niet en wordt de boom na een aantal jaren weer 'netjes' gemaakt door opnieuw te toppen, met als gevolg dat het hout weer heftig uit gaat lopen.
Kandelaberen
Bij het kandelaberen zijn de hoofdtakken in een trapvorm gekort. Dit gebeurt o.a. bij de leilinde en de treurwilg, soorten die daartegen goed bestand zijn.
Knotten
Het knotten is als snoeivorm specifiek voor de knotwilg. Dat is een boom waarin zich een knot heeft gevormd. Deze knot ontwikkelt zich alleen op een boom die daarvoor speciaal is aangeplant en die regelmatig wordt onderhouden. Bij het knotten worden alleen vitale, jonge takken gezaagd en is er voor de boom weinig kans op schade. Het toppen wordt als snoeivorm afgeraden.