Vormsnoei
Het knotten is een manier om een boom in een gewenste vorm te houden. Het hoeft slechts eens in de drie tot vijf jaar te gebeuren. Andere extensieve werkwijzen zijn het kandelaberen en het toppen van bomen.
Toppen
Bij het toppen wordt de stam en hoofdtakken op een willekeurig gekozen hoogte ingekort. Bij regulier snoeien wordt teruggezet op knooppunten, de plek aan het eind van de tak waar een dunnere zijtak aanwezig is. Bij het toppen wordt in de regel dik hout gezaagd, met als gevolg kans op houtrot in de snoeiwond. Op de beschadigde plek zal vrij snel een wirwar van twijgen gaan groeien. Dit is de eerste aanzet voor het herstel van de kroon.
Bomen die deze behandeling hebben ondergaan zijn later te herkennen aan hun onnatuurlijk aandoende vorm: een kroon met een meerdere verticaal groeiende takken, vrijwel even hoog, die vanuit één punt lijken te groeien (de plek waar gezaagd is).
Bekijk de afbeelding schietwilg
Wil je een min of meer normaal gevormde kroon in de boom (één centrale spil met zijtakken), dan moet je na de ingreep meerdere keren terugkomen om te dunnen (1/3 deel van de twijgen verwijderen, 1/3 deel inkorten en de meest geschikte takken laten doorgroeien). Of de boom zich herstelt, hangt af van de soort boom, de leeftijd en van de algehele conditie waarin de boom zich bevindt.
Meestal doet men dat niet en wordt de boom na een aantal jaren weer 'netjes' gemaakt door opnieuw te toppen, met als gevolg dat het hout weer heftig uit gaat lopen.
Kandelaberen
Bij het kandelaberen zijn de hoofdtakken in een trapvorm gekort. Dit gebeurt o.a. bij de leilinde en de treurwilg, soorten die daartegen goed bestand zijn.
Knotten
Het knotten is als snoeivorm specifiek voor de knotwilg. Dat is een boom waarin zich een knot heeft gevormd. Deze knot ontwikkelt zich alleen op een boom die daarvoor speciaal is aangeplant en die regelmatig wordt onderhouden. Bij het knotten worden alleen vitale, jonge takken gezaagd en is er voor de boom weinig kans op schade. Het toppen wordt als snoeivorm afgeraden.